Multatuli-lezing 2024 – Marcia Luyten

Het woord als wapen, de taal als Formule 1-motor
21 november 2024, Grote Kerk Breda                             

Goeie avond lieve mensen,

Dank u wel dat u vanavond bent gekomen. En dank dat ik op deze mooie plek tot u mag praten – dit is bij uitstek het huis van het woord, deze prachtige kerk waar al 750 jaar mensen bijeenkomen voor een verhaal. Eeuwenlang waren de kerken het kloppend hart van een grote en levendige gemeenschap – nu het zacht bonzen van een krimpend lichaam. Het is in andere tempels waar geschiedenis, nieuws, moraliteit en gezamenlijkheid worden gemaakt en gedeeld. En anders dan de gewoonte in dit huis, is in die nieuwe tempels iedereen een zender.

Ik vind het daarom ook zo bijzonder dat u ervoor kiest om een avond te komen luisteren. De tijd is zo luid. De meningen schel. En de taal is hard. Het is niet zo gek dat steeds meer mensen de luiken sluiten; figuurlijk én letterlijk. De raamluiken dicht, omdat het buiten niet veilig voelt. Waar ik vandaan kom, in de oude mijnstreek van Zuid-Limburg, hebben veel huizen rolluiken; wanneer ik ‘s avonds rondloop in de mijnwerkerskolonie waar mijn boek Het geluk van Limburg zich afspeelt, dan is het alsof ik tussen twee blinde muren sta. Zodra de zon zakt zakken de luiken.

Minder zichtbaar zijn de luiken in ons hoofd, en in ons hart: we staan steeds minder open voor het verhaal van de ander. We worden steeds slechter in luisteren, omdat iedereen zelf wil praten — Beetje raar om te zeggen natuurlijk, terwijl ik hier met die microfoon voor mijn mond sta – de roeptoeter van de bevoorrechten. Maar dat bedoel ik eigenlijk ook: ik voel me bevoorrecht dat u bent gekomen om te luisteren.

Sinds ik werd gevraagd om de Multatulilezing van 2024 te houden over ‘Het woord als wapen’, duizelen de verhalen als golven door en over mij heen – want wat valt er veel te zeggen over de onmetelijke kracht van de taal.

Om maar meteen het grootste wapenfeit van het woord te delen: het is de mens gelukt om deze planeet te domineren, dankzij zijn voorstellingsvermogen. Homo sapiens was niet slimmer dan de Neanderthaler, en er zijn dieren met een intelligentie die wij niet eens begrijpen, nee, de mens was iedereen de baas omdat hij zich iets kan verbeelden, iets inbeelden wat niet bestaat. Een natie, een beloofd land, een koninkrijk, een God, een vijand – niets is zo krachtig als een goeie vijand. En zonder taal is er geen verhaal, zonder verhaal is er geen natie, geen cultuur, geen groter iets waar de mens deel van is. De macht van de mens is een functie van het woord.

De Britse zoöloog en activist George Monbiot zegt dat de mens niet kan zonder een gedeeld groot verhaal. Eén dat hem deel maakt van een groep waar hij bij hoort, een verhaal dat hem geschiedenis geeft, identiteit, richting en moraliteit.

De bijbel was misschien wel het machtigste verhaal uit de geschiedenis van de mens, maar ook na de Tweede Wereldoorlog waren er krachtige verhalen die de wederopbouw en de welvaart stuwden. Het morele ijkpunt, dat was de oorlog zelf – in mijn nieuwe boek Kiezen voor democratie, of voor dictatuur – dat over een paar dagen verschijnt, noem ik dat – ‘het oorlogsdividend’: De twee wereldoorlogen waren zo groot en gruwelijk, dat in de 80 jaar erna mensen en landen vaak tot compromissen kwamen. Levendig was de herinnering aan het leed dat mensen elkaar aandoen, en daardoor werd de noodzaak tot samenwerking breed gevoeld. Het eigenbelang op korte termijn kon worden opgeschort voor gezamenlijk belang op de lange termijn. En die offerbereidheid is een kostbaar oorlogsdividend, want ze maakte zowel personen als landen hartstochtelijk gericht op vrede.

Dat moreel ijkpunt hield één mensenleven stand, tachtig jaar, en met het sterven van de laatste oorlogsveteranen en  Holocaustoverlevenden, zien we dat krachtige verhaal over de Tweede Wereldoorlog onder onze ogen verbleken.

*

De Europese geschiedenis was er altíjd een van verhalen vertellen. De bijbel dus, en Multatuli, Homerus, Dante en Shakespeare. En ook vandaag de dag geven schrijvers ons complexe verhalen die zijn geladen met levenslessen en moraliteit. Deze vertellers metselen aan een geweten, en aan een collectieve identiteit.

Om die reden kunnen we de kracht van het woord vieren,  als iets moois, iets groots, iets van ongekende mogelijkheden, iets van ongekende kracht en ongekende schoonheid. De taal op zijn best heet literatuur en is een instrument met oneindige mogelijkheden. Haar kracht werd maximaal benut door Multatuli. Edouard Douwes Dekker beheerste alle registers – van humor tot lyriek, en van poëzie tot de doorleefde getuigenis; bijtende kritiek die Nederlands koloniaal imperium aan het wankelen bracht. In Max Havelaar was de taal het machtig wapen in de strijd om een betere, rechtvaardigere wereld.

De grote verhalen van grote vertellers geven culturen continuïteit. Maar toch voelt alles alsof we deze dagen, deze jaren op een breuklijn staan.

Want het complexe verhaal dat macht en morele dilemma’s ontrafelt, dat bereikt het grote publiek niet meer. In een cultuur die het luisteren verleert, zijn het de harde soundbites die galmen in het publieke debat. Vandaag zien we de kracht van het woord in de gedaante van Donald Trump of Geert Wilders, het machtig wapen in de handen van de populist. Net als de romancier schept die met woorden zijn eigen werkelijkheid, maar waar Shakespeare, Salman Rushdie of Margaret Atwood onze wereld vergroten, onze empathie voeden – ook voor de schurken – en zij zo ons begrip en onze moraliteit versterken, daar veroorzaken Trump en Wilders blikvernauwing.

We zien hoe emotie het wint van de rede. We staan erbij en zien hoe we met zijn allen een konijnehol in geduwd worden, waarin absurditeit regeert en de wereld op zijn kop staat. Waarin de democratie over de kop gaat.

De grootste boosdoener heet sociale media. Het ecosysteem van media en politiek is volledig overhoop gehaald door Twitter, Facebook en de laatste jaren Tiktok. De platforms zijn de belangrijkste publieke ruimte geworden. Wat vroeger het marktplein was, waar mensen elkaar ontmoetten, waar spullen werden aangeprezen en verkocht, waar gesprekken werden gevoerd en conflicten opgelost – daar zijn nu de sociale media: de nieuwe openbare ruimte waar de meeste uitwisseling plaatsvindt.

Maar Twitter en Facebook zijn geen neutrale grond, het zijn gigantische multinationals, met als enig doel : maximale winst. Die multinationals hebben ontdekt dat berichten met sensatie, ruzie, nepnieuws en complottheorieën de  gebruikers het langste vasthouden. Berichten die negatieve emoties als angst, verbijstering en woede opwekken, worden ook het meest gedeeld. En dus richten de multinationals sociale media zo in, dat gebruikers gemakkelijk sensatie en negatieve gevoelens ervaren.

De zuigkracht van die sociale media is daarom zo groot: één klik en je bent weg. Voor onze pubers zijn het harddrugs binnen handbereik, en, laten we eerlijk zijn, voor de meeste van ons is dat weinig anders. En hier geldt: hoe meer informatie, hoe minder kennis. Hoe meer verontwaardiging, hoe minder verwondering. Hoe meer ergernis, hoe minder empathie. En, wat het afgelopen jaar, met oorlogen in Gaza en Oekraïne ons weer leerde: hoe meer machtsvertoon, hoe minder moraliteit.

Afgelopen jaar had ik zo’n eyeopener… U kent het wel, een inzicht dat zó voor de hand ligt, dat als je het eenmaal ziet, je niet meer kunt begrijpen dat je het eerst niet zo helder zag.

Maar ineens zag ik hoe de stijl, de toon en de inhoud van de populisten op radicaalrechts exact samenvallen met de stijl, toon en inhoud op sociale media. Logisch dus dat de opkomst van radicaal- en extreemrechts de afgelopen 15 jaar gelijk opging met de opmars van Facebook en Twitter. De politicus en het sociale platform delen precies hetzelfde verdienmodel: verontwaardiging, angst en sensatie leveren de hoogste winst.

Er zijn natuurlijk wel verhalen, ook online, maar die zijn kort, fragmentarisch, commerciëler en zo makkelijk verteerbaar als fastfood. Online zijn de meeste verhalen weinig complex, maar juist eenduidig. Emotie lacht er om ratio. Of zoals Tom-Jan Meeuws van NRC het wapen van de populist beschreef: Duidelijkheid. De duidelijkheid komt met een rabiate hardheid waartegen mensen met een ander verhaal – genuanceerder, ingewikkelder – zich slecht verweren.

Net als Trump heeft Geert Wilders over een steeds complexere werkelijkheid een alsmaar simpeler verhaal, zonder morele dilemma’s – het echte leven zit er niet in. En Wilders drukt net als Trump op een andere knop. Die van de gamification. Van de thrill, de dopaminekicks, de stigma’s, die van het pesten en bulderend uitlachen. Zijn mokerslagen van soundbites passen in de politiek als game: Nul asielzoekers! Minder Marokkanen! Nederland uit de EU! Schaf de NPO af! De taal verbasterd tot Formule 1-Motor.

En waar conflict een verdienmodel is geworden, ontstaat wat Frénk van der Linden  in zijn voordracht op 4 mei dit jaar zo mooi de Woordenwedloop noemt: ‘Wat over en weer wordt getetterd en geschetterd heeft allerlei vormen. Provocatie. Ophitserij. Intimidatie. Schoffering. Pesterij. Haatzaaien. De wederzijdse woordenwedloop is pure agressie. Het leidt er in hoog tempo toe dat de drempel naar lichamelijk geweld wordt verlaagd.’

Eigenlijk is wat vorige week in Amsterdam gebeurde, er de best denkbare illustratie van. Nog voordat politie, journalisten of burgemeester Halsema beschikten over feiten, werden voor de heftige straatrellen de zwaarste woorden gebruikt.

Zoals de feiten nu lijken uit te wijzen – u hoort, ik hou een slag om de arm, de onderzoeken lopnogen  – maar van wat we nu weten begonnen die straatrellen met vernielingen en provocaties van de Israëlische voetbalsupporters. Er waren haatkoren, en strijdkreten van het Israëlische leger, luid gescandeerd. Palestijnse vlaggen werden van Amsterdamse huizen getrokken, mannen trokken met staven uit bouwsteigers door de stad. Er was geweld tegen een taxichauffeur en zijn auto. Daarop zijn Marokkaans-Nederlandse taxi’s en jongens op scooters in een jacht achter Maccabi-supporters aangegaan, die ze vervolgens lelijk hebben mishandeld. Vijf mensen moesten in een ziekenhuis worden behandeld, alle vijf konden daarna terug naar een hotel.

De politiek schiep meteen haar eigen werkelijkheid. De heftige straatrellen heetten ‘Pogroms’, ‘antisemitisme’, ‘Jodenjacht’ een ‘integratieprobleem’ en er was zelfs de suggestie van ‘terrorisme’.

Een van de taxichauffeurs die meedeed aan de jacht op jongens met een Israëlisch paspoort, zegt in een filmpje op Youtube: ‘Ja man, dit is onze stad, ons Amsterdam, die laten we niet vernielen…’ Je hoort er een rechtvaardiging van onacceptabel geweld. En een bewijs van geslaagde integratie.’ Ons Amsterdam.

Intussen zijn een NSC-staatssecretaris en twee Kamerleden afgetreden, omdat ze het gehits in het kabinet niet langer verdroegen.

**

Wat giftige taal kan uithalen, zag ik in Rwanda. Ik neem jullie mee, 22 jaar terug, naar een warme dag in mei 1994, toen ik in het gras zat, ver van de stad op een groene heuvel. Het was de dag van de langverwachte gacaca: het volkstribunaal waarmee elke heuvel, elke gemeenschap zijn daders van de genocide moest berechten. Ik zat daar naast Anastasie, een vrouw even oud als ik toen, begin dertig was ze. Ik net zwanger, zij had 7 jaar eerder moeten toekijken hoe haar man en babyzoon met kapmessen waren vermoord.

Anastasie is Tutsi, ze werd verkracht door Hutu’s uit haar buurt, jongens met wie ze haar hele leven had samengeleefd. Totdat het verhaal rondging dat Tutsi erop uit waren Hutu’s te onderwerpen. Op de radio werden Tutsi’s Inyenzi genoemd, kakkerlakken –  en kakkerlakken, dat wist iedereen, die moet je vernietigen. Het verhaal werd rondgepompt en doorverteld. De moordenaar van haar man en zoon werd deze dag voorgeleid en Anastasie zou– als ze de moed kon opbrengen – tegen hem getuigen. Als de dader de waarheid verteld, en spijt betuigde, kon hij na de gacaca meestal weer naar zijn heuvel terug.

**

De genocide in Rwanda was aangeblazen door de taal. Op radiostation Milles Collines werd de angst voor Tutsi’s aangewakkerd – het fenomeen haatradio is er geboren. En die haat was een functie van het woord. Hier was geen afgelegen moordindustrie zoals in de Holocaust, hier gingen buren met kapmessen buren te lijf. Zonder het verhaal van dreiging, angst, wraak en voorzorg, waren nooit in 100 dagen tijd 800.000 mensen vermoord. Het woord was het wapen waarmee de Tutsi werden ontmenselijkt, en afgeschilderd als vijanden van de staat. Daarna hoef je alleen de angst nog maar zijn werk te laten doen.

Nederlands minister van Buitenlandse Handel en ontwikkelingshulp schreef 9 jaar geleden in een artikel: ‘Levensgevaarlijke infectieziektes bedreigen onze gezondheidszorg. Asielzoekers brengen TBC, hepatitis, polio, cholera, tyfus en andere exotische ziektes met zich mee.’ Dit zijn woorden als instrument van angst.

Tien jaar later is er geen enkele uitbraak geweest van TBC, hepatitis, polio, cholera, tyfus en andere exotische ziektes. Wel slaat de angst voor asielzoekers als een steekvlam uit de politiek – een vlam die het zicht ontneemt op reële problemen en bedreigingen, bijvoorbeeld onomkeerbare klimaatverandering.

Een pandemie was er wel. Die kwam niet uit de tropen en heette corona, en diezelfde mw Klever verzette zich toen tegen vaccins. De laatste twee jaar signaleert de GGD uitbraken van andere infectieziektes: kinkhoest, de bof en de mazelen – uitbraken veroorzaakt door een te lage vaccinatiegraad.

Metaforen van kakkerlakken en smerige ziektes zijn blijkbaar geen taboe, ook niet na de genocide in Rwanda, dat demonstreert ook de nieuwe president van de Verenigde Staten. Donald Trump beloofde zijn aanhangers: ‘We zullen ons ontdoen van de radicaal-linkse misdadigers die als ongedierte in ons land leven.’ In het boek Hoe overleef je een autocratie? waarschuwt de Amerikaanse schrijver Masha Gessen: Geloof de dictator op zijn woord.

Veel mensen geloven de woorden van de populisten, die uit winstbejag – verkiezingswinst – eerst angst zaaien (voor asielzoekers, voor vaccins, voor de toekomst van boeren, voor klimaatmaatregelen), om vervolgens te komen met radicale schijnoplossingen die in de werkelijkheid niets klaarmaken. We zitten een jaar na de laatste parlementsverkiezingen. Aan de veelvoud aan crises in het echte leven – te weinig woningen, te veel mest, pfas-rivieren, het sterven van planten- en diersoorten, gevaarlijke klimaatverandering –  is niks gebeurd. We kijken naar symboolpolitiek. Dat leidt tot grotere problemen en hogere kosten – en dus tot meer angst, de humus waar volksmenners zo goed op groeien.

*

Uit sociaalpsychologisch onderzoek blijkt dat complotdenken vaak voortkomt uit gevoelens van onzekerheid, uit een gebrek aan sociale erkenning, en een behoefte aan begrip van de wereld. Dus complottheorieën laaien op waar drie menselijke behoeftes niet worden vervuld, in moeilijke woorden: een existentiële behoefte, een sociale behoefte en een epidemische behoefte. Mensen grijpen naar complottheorieën om betekenis, controle en sociale verbondenheid te vinden.

Precies dat vonden ze eeuwenlang in een huis als dit, in de kerk. Een verhaal dat betekenis geeft, identiteit en richting, en een gemeenschap waar ze vanzelfsprekend deel van waren – zo vanzelfsprekend dat wie zich los wilde maken, daar vaak een hoop ketens voor moest breken. Die ketens zijn na de jaren 60 vrij snel opgelost, de mens ontdekte zichzelf als individu, maar komt er nu achter dat dat ook onbeschut kan voelen.

Zie het vrije individu. Alleen op een kale vlakte, in soms gure wind; veel mensen voelen zich niet gezien, ze zoeken de dekking van een ‘wij’.

Het ontbreken van een groot verhaal valt nu samen met hele grote veranderingen; sociale media natuurlijk, maar de opkomst van AI zal – als we ook dat niet reguleren – nog grotere gevolgen hebben. Dan zijn er steeds meer klimaatrampen en klimaatvluchtelingen, en tegelijkertijd zijn we getuige van het instorten van de internationale ordening van na de Tweede Wereldoorlog: de hegemonie van het Westen is passé, de VN-Veiligheidsraad daardoor machteloos, de Wereldhandelsorganisatie – machteloos, en Mensenrechtenverdragen…? Die 75 jaar lang haast heilige morele standaard lijkt zijn betekenis kwijt.

Het doet me denken aan het ontroerende boek De wereld van gisteren, van de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig. Die beschreef honderd jaar geleden met melancholie hoe de humanistische waarden van zijn tijd langzaam terrein verloren onder de druk van politieke en maatschappelijke veranderingen. Hij wijst erop hoe de idealen die Europa in de 19e en vroege 20e eeuw hadden gevormd: vrijheid, kunst, cultuur en internationale samenwerking en handel, plaatsmaakten voor nationalisme en intolerantie. De kracht ontviel aan de woorden die hem en zijn tijd hadden gevormd: tolerantie, schoonheid, verfijning, gevoeligheid, kortom: beschaving. Die werd ingeruild voor harde woorden en hoge volume.

Wie springt er in het even vage als sterke gevoel van gemis? In de geschiedenis is dat vaak een groot verhaal geweest van wij samen, herkenning vinden bij elkaar – en niets is zo krachtig voor een gevoel van gezamenlijkheid als een goeie vijand. En die kan de mens zich verbeelden, want hij is de taal meester. Een natie, een beloofd land, een koninkrijk, een God, een vijand. Verdeeldheid is zijn weg naar de macht.  Het woord zijn wapen.

*

Zoals een simpel en hard verhaal kan verdelen, zo helpt een complex verhaal om te helen. In Rwanda dacht mijn Jeroen – hij werkte in Kigali als diplomaat – ineens aan The Cosby Show. Die veranderde in de jaren 80 het dominante beeld van een zwart gezin. Kon er in Rwanda misschien een verhaal worden verteld dat verzoening zou helpen? Anastasie kwam in haar dorp de jongen tegen – intussen een man – die haar haar leven had ontnomen. Na de gacaca leefden Hutu en Tutsi weer door elkaar; op één heuvel maar in twee strijdige verhalen.

Jeroen zocht makers voor een radio-hoorspel, dat door de Nederlandse ambassade werd betaald. Musekeweya werd een onvoorstelbaar grote hit. Musekeweya betekent ‘nieuwe dageraad’ en speelde zich af in twee fictieve dorpen met een geschiedenis van geweld en wraak. De hoofdpersonen kampten met spanningen zoals die tussen Hutu en Tutsi. De soap was vermakelijk, herkenbaar, pijnlijk en grappig, ze bood de Rwandezen een veilige context om te praten over moeilijke onderwerpen als schuld, vergiffenis en verzoening. Na elke uitzending had heel Rwanda het over Musekeweya. Nu, jaren later, tonen verschillende onderzoeken tonen aan dat de radiosoap empathie en sociale cohesie bevorderde.

Ook wij hebben een nieuw dragend verhaal nodig, een nieuwe dageraad.

De Britse schrijver en zoöloog George Monbiot – ik noemde hem al, hij is een vurige activist die zegt dat we opnieuw op zo’n moment in de geschiedenis staan dat een nieuw dragend verhaal dringend nodig is. De toenemende onzekerheid, het gevoel van chaos, aangewakkerd door een acute crisis als de coronapandemie én frustratie over slecht bestuur; George Monbiot wijst dát aan als precies een moment in de geschiedenis waarin fascisme kans maakt.

Het woord is een wapen in handen van de harde krachten. Maar wat doet de overgrote meerderheid, de mensen die zich wel zorgen maken over de agressieve toon, de polarisatie en het langzaam maar zeker onttakelen van de rechtsstaat, de mensen die snakken naar verbinding en een opbouwend toekomstbeeld. Mensen zoals u hier vanavond in deze kerk.

Doe alsjeblieft niet de luiken dicht. Niet die van je huis, niet die van je hart.

Probeer, als een ander zich boosmaakt, te luisteren. In de kolkende zee van meningen en fastfoodverhalen zoeken we naar de woorden die ons gevoel of zelfbeeld bevestigen, zegt filosoof Miriam Rasch, die net een mooi boek schreef over luisteren. Ze pleit in dat boek Luisteroefeningen voor vertraging, voor echte nieuwsgierigheid en voor ontvankelijkheid. Diep luisteren, wordt het ook wel genoemd, het is ontzettend moeilijk, maar als het ook maar een beetje lukt, zegt Rasch, dan geeft het, behalve verbinding, ook jezelf een weldadige rust.

Maar met luisteren alleen zijn we er niet. En met een bezwering als ‘de zachte krachten zullen overwinnen’ ook niet. De geschiedenis leert dat democratie altijd opnieuw moet worden bevochten. Bevechten, bij uitstek een sterk werkwoord. En dat begint ermee dat we de waarden in de woorden die ons dierbaar zijn, moeten verdedigen: Vrijheid – échte vrijheid, Tolerantie, Rechtvaardigheid, ze vragen van ons dat we ons engageren.

Zoals de Franse diplomaat, schrijver, verzetsman en Holocaust overlevende Stéphane Hessel, die in 2010 op zijn 93e een klein boekje schreef, dat in mum van tijd een bestseller was: Indignez-vous! Wees woest! Op de laatste bladzijde zegt hij ‘Verzet is iets scheppen’ en ‘Iets scheppen, is verzet plegen’.

Het woord als wapen mogen we niet laten aan de ondemocraten. Ook wij kunnen nieuwe verhalen maken, verhalen die verbinden.

Een heel groot verhaal, zoals het verhaal waar dit huis op is gebouwd, zo’n verhaal maakt vandaag de dag niet zo veel kans, maar we kunnen verbindingen slaan waar de harde krachten het sociale weefsel slopen.

De representatieve democratie mag dan in een crisis zijn, de maatschappelijke democratie is dat allerminst. Die is levendig en verbindend. In die maatschappelijke democratie regelen mensen dingen gezamenlijk. Er is zó’n brede waaier aan activiteiten die burgers organiseren om hun leven en leefomgeving naar hun wens in te richten: denk aan de vrijwilligers van de voetbalvereniging, de kringloopwinkel, de organisatie van een straatfeest, vrijwilligers die nieuwkomers helpen met taal en de stichting die de dorpskerk onderhoudt, het broodfonds, de medezeggenschapsraad op school, het Mondiaal Centrum hier in Breda, de schietvereniging, de 5000 koren in Nederland en natuurlijk de vrijwilligers hier in de kerk; allemaal zijn ze onderdeel van de burgerdemocratie.

In kleinschalige fysieke ontmoetingen brengen burgers zelfbestuur, vereniging, empathie, nieuwsgierigheid en geduld in de praktijk. Al die plekken zijn een klein verhaal. Samen vormen ze een groot verhaal van een gemeenschap van gemeenschappen, waarin niet alleen democratische vaardigheden worden gepraktiseerd. De maatschappelijke democratie produceert ook waarden als sociaal vertrouwen, verbinding en tolerantie, zonder welke de democratie op grote schaal niet kan functioneren.

Daar is de overstap te maken naar de representatieve democratie. Die zullen we opnieuw moeten inrichten, om haar minder kwetsbaar te maken voor de ontwrichtende, slopende werking van sociale media. Waar verkiezingen en referenda polariseren, doen burgerberaden het tegenovergestelde. Binnenkort begint het eerste landelijke burgerberaad over klimaat. Door loting worden mensen uitgenodigd om mee te doen. Valt die envelop bij u op de mat, meld u aan, en moedig anderen aan datzelfde te doen.

Want dat burgerberaad doet precies wat ook al die kleine gemeenschappen doen: te midden van de gekmakende kermis van sociale media voert het burgerberaad de uitwisseling tussen mensen terug naar een eenheid van tijd, plaats en inhoud. Daar worden woorden gezocht en woorden gevonden voor gevoelens van angst, woede en onzekerheid. Daar ontstaat een nieuw gedeeld verhaal. Gericht op de toekomst, in plaats van op een verleden zoals dat nooit heeft bestaan.

Ik zou willen besluiten met de naamgever van deze lezing, Multatuli, die het woord tot voertuig maakte van een betere wereld. Hij is bevlogen, scherpzinnig, en voor de duvel niet bang, maar ook onweerstaanbaar geestig. Laten we de kracht van het woord veroveren op hard-rechts. Onverschrokken, vastberaden, zonder dat we vergeten lief te hebben en plezier te maken. Want dat zou de grootste nederlaag zijn, een zwartgallig hart.

Heel veel dank dat u zo lang heeft willen luisteren.